De tien Rotterdamse opvoedgeboden

Rotterdam is eruit. Een jaar lang is er in de havenstad druk gedebatteerd over opvoeding. Ouders, speeltuinbeheerders, voetbaltrainers, maatschappelijk werkers, leerkrachten, wijkagenten – van oktober 2007 tot juni 2008 namen ruim 2000 deelnemers deel aan 45 gesprekken in dertien deelgemeenten. Het doel – opvoednormen formuleren waar iedere Rotterdammer het mee eens is – is gehaald. Deze week presenteerde Onderwijswethouder Leonard Geluk het eindverslag van de Opvoeddebatten inclusief de Tien Rotterdamse Opvoedgeboden.

Meewarig
Er wordt weleens meewarig geglimlacht om Rotterdam. Steeds maar weer die handen uit de mouwen steken, roepen dat Amsterdam ‘het’ heeft maar dat Rotterdam ‘het’ doet en ondertussen maar blijven worstelen met de grotestadsproblemen. Dat worstelen zal nog wel een tijdje doorgaan, net als in andere steden trouwens, maar feit is dat Rotterdam van aanpakken weet. Het opvoeddebat dat het afgelopen jaar in de stad woedde, georganiseerd op initiatief van wethouder Geluk, is uniek in zijn soort. En wie de moeite neemt de krantenverslagen of het eindverslag te lezen, raakt onder de indruk van de breedte van de thematiek en de variatie onder de deelnemers. Want, dit was allesbehalve een discussie tussen een stel ambtenaren.

Open deuren
‘Opvoeden doen we samen, maar hoe dan?’ Dat was zo ongeveer de insteek van het debat. Probeer eens een stel vuistregels op te schrijven waar elke inwoner van Rotterdam het over eens is – wat voor achtergrond hij ook heeft. Natuurlijk leidt deze benadering tot een verzameling open deuren in de categorie ‘gezond ontbijten, respect voor elkaar en warm aankleden als het koud is.’ Maar je bent al een eind wanneer iedereen het over de open deuren eens is. Kortom, wethouder Geluk kan zijn geluk niet op: de CDA’er, zeg maar de Mozes van Rotterdam, heeft nu eindelijk zijn eigen Tien Geboden. Hier staan ze:

1. Ik bied mijn kind een warm en veilig thuis, waar het altijd welkom is.
Ieder kind verdient een thuis waar het zich geborgen voelt en waar het aandacht en liefde krijgt. Als ouders werken zorgen ze voor goede kinderopvang.

2. Ik verzorg mijn kind goed: zo kleed ik hem naar de weersomstandigheden en
geef hem thuis een gezond ontbijt.

Ouders zorgen ervoor dat hun kinderen driemaal per dag gezonde voeding krijgen en voldoende bewegen. Kleding moet passen bij de tijd van het jaar en de situatie. Zo heeft een aantal scholen kledingvoorschriften waar leerlingen zich aan moeten houden.

3. Ik bereid mijn kind goed voor op de risico’s die er in de omgeving zijn: op straat, in de buurt, op televisie en internet.
De omgeving waarin kinderen opgroeien moet veilig zijn, zowel op straat als thuis. Alle kinderen krijgen tijdig verkeersles en zwemles. De omgeving moet vrij zijn van alcohol en drugs. Televisie en internet bieden veel informatie, maar hebben ook gevaren in zich die ouders moeten kennen.

4. Ik zorg ervoor dat mijn kind goed voorbereid naar school gaat.
Dat betekent bijvoorbeeld dat het voldoende Nederlands spreekt voor het naar de basisschool gaat. Ouders die zelf de Nederlandse taal onvoldoende beheersen kunnen door hun kind naar de vroeg- en voorschoolse educatie te laten gaan ervoor zorgen dat hun kind toch voldoende Nederlands spreekt. Zo begint het kind niet met een achterstand. De ouders gaan zelf op Nederlandse taalles. Ouders zorgen ervoor dat hun kind het huiswerk maakt en dat hun kind op tijd op school is.

5. Ik bespreek regelmatig met de school hoe het met mijn kind gaat.
Ouders en school maken afspraken over wederzijdse verwachtingen en inspanningen. Regelmatig wordt de ontwikkeling van het kind besproken. Ouders en school werken aan de optimale ontplooiing van het kind, waarbij zijn talenten het uitgangspunt zijn.

6. Ik geef mijn kind het goede voorbeeld door zelf respectvol om te gaan met anderen.
Voorbeeldgedrag van ouders en andere volwassenen is van groot belang. Kinderen vertrouwd maken met omgang met mensen van andere culturen, geloof en geaardheid hoort hierbij.

7. Ik zorg ervoor dat mijn kind voor zijn 12e seksueel is voorgelicht. Ik leer hem om te gaan met zijn eigen grenzen en met de grenzen van anderen.
Ouders zijn er verantwoordelijk voor dat zij hun kind voor het 12e jaar seksuele voorlichting geven. Ook school heeft hier een taak in. Kinderen moeten leren om te gaan met grenzen stellen in de omgang met anderen en leren de grenzen van anderen te respecteren.

8. Ik kan uitleggen welke keuzes ik maak in de opvoeding. Ik ben aanspreekbaar op hoe ik met mijn kind omga.
Ouders hebben hun eigen stijl van opvoeden. Zij moeten in staat zijn uit te leggen als afgeweken wordt van wat normaal is. Ouders zijn aanspreekbaar op hun omgang met hun kind en op het gedrag van hun kind.

9. Ik bespreek wat ik van anderen verwacht bij de opvoeding van mijn kind.
Ouders moeten weten wie bij de opvoeding van hun kinderen betrokken zijn. Met deze betrokkenen worden afspraken gemaakt over verwachtingen en inzet.

10. Ik vraag hulp als ik moeite heb met de opvoeding van mijn kind.
Alle ouders hebben wel eens vragen. Hulp hierbij vragen is volstrekt normaal, zowel in het informele netwerk als het formele circuit.

Mozes
Eh, wat wij hiervan van vinden? Sinds Mozes en Cecil B. DeMille werd het tijd dat De Tien Geboden in een modern jasje werden gestoken. Dit is een aardige poging.