Met de boys in de bergen

Creëren heldere luchten, puntige pieken en afgrijselijke afgronden een omgeving waarin pubers hun telefoon op slag vergeten? En zo ja, hoe is dit mogelijk? Is het toeval? Of is daar een reden voor? Deze zomer trok ik met pubers naar de Zwitserse Alpenpieken met het voornemen om dit fenomeen eens grondig te onderzoeken. ‘Zet je de hotspot aan, pap?’

 

Zwitserland: heerlijk koele, duizenden meters hoge cornetto’s
Wel een beetje pech dat de airco het begeeft, juist op de, als we de media mogen geloven, heetste dag sinds de laatste IJstijd. In een bakoven op wielen alias mijn tot in elke kier volgepropte Mitsubishi Space Star rijden we 968 kilometer lang naar Zwitserland. Het land waar tektonische krachten honderdvijftig miljoen jaar geleden duizenden meters hoge granieten cornetto’s uit de grond duwden is immers de ideale spot voor ons experiment. De zon beukt op het dak maar de bonzende bassen van de rapmuziek die de jongens onophoudelijk draaien geven een effectief weerwoord: het weer krijgt geen vat op de stemming die – gelukkig – uitstekend blijft. Met zoon IJsbrand (16) en vriend Micha (bijna 16) ben ik op weg naar het zuidwestelijkste puntje van het Alpenland. Om precies te zijn naar La Fouly, een plaatsje in het overwegend Franstalige kanton Wallis dat bestaat uit een handvol charmante chalets die als modelbouwhuisjes in de vouw van de Ferret-vallei zijn geplant. Het raison d’être van La Fouly is vooral gelegen in camping Des Glaciers, een royaal over de glooiende grasvelden uitwaaierend kampeerterrein dat, zoals de naam al zegt, een machtig uitzicht biedt op de gletsjers die de bergpunten stofferen.

Niets hoeft en alles mag bij een Bergsport Trefkamp van natuurvriendenclub Nivon. Zelfs de wekelijkse pannenkoekenavond is niet ‘verplicht’, al slaan we die traditie natuurlijk niet over.

Trefkampen van het Nivon: grass roots in zijn puurste vorm
Aldaar sluiten we ons, net als vorig jaar, aan bij de klimgeiten van het Bergsport Trefkamp van het Nivon, de club van de Natuurvriendenhuizen. En hoe! Als het de groep na onze aankomst ter ore komt dat Micha vandaag jarig is, wordt de arme jongen in een kring onthaald op uitbundig lang zal ze leven-gezang én op een gloeiende briket gebakken cake. Ik kan de wanhoop van zijn gezicht scheppen: het is zijn eerste groepsreis en dat in een groep die voor hem ook nog geheel uit vreemden bestaat. Toch is ook Micha al snel gewend want, een heuse groepsreis kun je de trefkampen van het Nivon niet noemen. Ga maar na: er zijn geen reisleiders, er worden geen activiteiten georganiseerd en als jouw interpretatie van een groepsreis eruit bestaat om veertien dagen met Geert Mak of Michel Houellebecq op schoot te zitten, is er niemand die je als hork of aso brandmerkt. En tóch valt er van alles te beleven op zo’n trefkamp of ‘zomertreffen’ zoals ze tegenwoordig worden genoemd. Elke dag opnieuw kun je kiezen uit wandelroutes, workshops (bijvoorbeeld over de Wim Hof-methode en yoga) en bezoekjes aan idyllische dorpjes; alleen, het initiatief komt niet van boven maar van ónderaf. Een trefkamp is grass roots in zijn puurste vorm: wie een idee heeft om samen iets te ondernemen gooit het in de groep via een briefje aan de waslijn, de groepschat of de thee- en koffiekring die elke avond wordt belegd.

Waar ze ook gaan door berg en dal, de slappe lach volgt hen overal.

IJsjes met de smaak van geschifte melk
Zo laten wij ons na een tip van een kringlid op de eerste dag optillen door de stoeltjeslift die een helikopterperspectief biedt over het dal dat aan de voet van het Mont Blanc-massief door een wilde rivier is uitgesleten. Tegen een Heidi-decor van wuivende Alpenbloemen, rinkelende koeienbellen en wegschietende hagedissen wandelen we door de frisse lucht naar Alpage des Ars, een beschaduwde en enigszins beschamende uitspanning waar een boer voor 5 Zwitserse franken ijsjes verkoopt die – no kidding – naar origineel geschifte melk smaken. Bon, je kunt niet alles hebben. Met een grondig uitgesopt gehemelte dalen we verder af om, na een vermetele klauterpartij door de bedding van de rivier en een wél smakelijke, Henk-made curry, net op tijd bij De Kring aan te kunnen schuiven. Dat wil zeggen, pa sjokt met mok en kruk naar the cringe, zoals IJsbrand en Micha de boomerbijeenkomst betitelen; de pubers gaan pingpongen, voetballen en daarna gamen in de blokhut.

Op een dag met slecht weer kunnen we ons vermaken met een verkleedpartij bij het imponerende bunkercomplex van het Zwitserse leger dat onder de bergen bij Champex is aangelegd.

Concert van imitatiescheten en lachsalvo’s
Aan initiatieven geen gebrek in de kring. Het Sint-Bernardsland aka le Pays du Saint Bernard waar La Fouly onderdeel van uitmaakt, biedt genoeg amusement voor een weken-, zo niet maandenlange vakantie, zeker wanneer je zoals wij gebruik maakt van een seizoenspasje dat voor drie tientjes toegang biedt tot liften, bussen, treinen, diverse musea, activiteiten als klimbos en downhill steppen en twee, op een busrit van de camping gelegen zwembaden. Terwijl ik de volgende ochtend mijn conditie beproef op de Grand Col Ferret, een pas die de verbinding tussen de twee Ferret-valleien vormt, zijn de jongens er al met hun pas vandoor: ‘We gaan zwemmen, doei!’ Als ik na zeshonderd stijgende meters even naar lucht sta te happen, zie ik dat IJsbrand heeft gebeld. ‘We hebben de bus van tien uur gemist,’ zegt hij als ik hem terugbel. ‘De volgende gaat pas om één uur. Mogen we met de steps van de berg af?’
‘Is goed.’
‘Mooi, we stappen net boven uit de lift.’
’s Avonds bij het stoofvlees en de door hen gebakken diepvriesfrieten hoor (en zie) ik de avonturenoogst van de dag. Micha heeft op een grindpad beide knieën opengehaald, in de bus drukten ze te vroeg op de bel waardoor het volgepakte voertuig stil bleef staan bij een halte waar niemand uitstapte (en de passagiers hen vermorzelden met hun boze blikken) en in het zwembad had de badmeester beleefd gevraagd of ze tijdens het omkleden minder imitatiescheten konden laten. Een begrijpelijk doch kansloos verzoek: ook ik word voortdurend getrakteerd op een concert van nepwinden en lachsalvo’s.

Topdag! Op het hot dog-ontbijt lieten we een heuse Hamburger Night volgen met door IJsbrand op de skottelbraai gefrituurde patatten.

De lokroep van Clash of Clans en Stumble Guys
Maar hoeveel uitdaging deze omgeving ook biedt, de lokroep van Clash of Clans, Stumble Guys en al die andere games die ze spelen is niet meteen verstomd. Zeker de eerste dagen blijven de schermpjes hun aandacht opzuigen. Als op de derde of vierde ochtend een plan om van de Grote Sint-Bernhardspas af te dalen in het water valt omdat de jongens niet uit hun slaapzak te krijgen zijn, heb ik er genoeg van. Ik ben om 7 uur opgestaan, heb brood gehaald, water gekookt, ontbijt gemaakt, de waterflessen gevuld en de rugzakken ingepakt. Met de bergschoenen aan zit ik al tijden klaar voor vertrek. Het is 8.50. De klimmersgroep is net zonder ons vertrokken. Boos sta ik op en begin – ietwat potsierlijk – te foeteren tegen het tentdoek waar ze zich achter blijven verschuilen; alleen het tikken van vingers op glas verraadt hun aanwezigheid.
‘We hadden net zo goed thuis kunnen blijven!’ roep ik. ‘Of naar Drenthe kunnen gaan, naar de hunebedden. Of naar Groningen of Friesland, wadlopen en fietsen.’
‘Nee, want in Nederland zijn geen bergen,’ verbreekt IJsbrand de stilte.
‘Hadden we geen duizend kilometer door de warmte hoeven jakkeren, hadden we ons die rit in een blikken sauna kunnen besparen.’
‘Kun je de hotspot aanzetten?’
‘Als jullie opstaan.’

Ons basiskamp op camping Des Glaciers in La Fouly.

Ontdekkingsreizigers en ingenieurs
Geërgerd been ik naar de toiletten. Als ik buiten op een beschikbare wc wacht, zie ik een paar Nederlandse gezinnen inpakken. Haringen worden bijeen gescharreld, tentstokken voorzichtig uit hun sleuf gemanoeuvreerd. Opeens valt het me op dat er alleen ouders aan het werk zijn. Door een openstaand portier zie ik een meisje van een jaar of veertien in het schemer op de achterbank zitten, telefoon voor haar neus. Op de andere plek zit een jongen van dezelfde leeftijd doodgemoedereerd achterover in een kuipstoeltje, zijn vingers schieten heen en weer over een tablet. Weer terug bij onze tent tref ik alleen Micha bij de ontbijttafel aan. Met gebogen schouders tuurt hij gebiologeerd naar een  iPhone waarop hij zijn duimen als hamertjes neer laat komen.
‘Hoe moeten er nou ooit ontdekkingsreizigers, ingenieurs en journalisten uit jullie generatie voortkomen?’ vraag ik retorisch. ‘Als je je niet eens meer interesseert voor waar je bént, sterker nog, als je nergens meer echt aanwezig bént omdat je steeds verbonden blijft met duizend-en-een virtuele werelden die door gewiekste wiskundigen en listige marketeers in Silicon Valley zijn bedacht om jullie dataprofielen te stelen… Jullie dénken alles te weten maar jullie weten eigenlijk niets. Jullie weten niet eens of Zwitserland een koninkrijk is of een republiek – ‘
‘Republiek,’ bromt Micha zonder op te kijken.
‘Of Nederland groter of kleiner is dan Zwitserland – ’
‘Bijna even groot,’ klinkt het uit de tent. ‘Zwitserland heeft een oppervlakte van 41.285 vierkante kilometer, Nederland is 258 vierkante kilometer groter.’
‘Of je in Zwitserland met de euro kunt betalen.’
‘Zwitserland heeft een eigen munt, de Zwitserse frank die vandaag 0,2 procent meer waard is dan de euro,’ zegt Micha. ‘Zwitserland is geen lid van de EU en ook niet van de NAVO. Het land is al eeuwenlang neutraal en daarom – ’
‘Oké oké,’ geef ik me gewonnen, ‘puntje voor jullie.’

‘Jij bent verantwoordelijk voor je eigen veiligheid. Laat je dus niet opjagen en let goed op waar je je schoenen neerzet.’

Pianoconcert van Mozart
Terecht of niet, mijn klaagzang blijft niet helemaal zonder gevolgen. Als ik ’s middags terugkom van een boodschap hebben ze het schaakbord tevoorschijn gehaald. En tot mijn stomme verbazing wordt het spelletje niet vergezeld door rapliedjes over bitches en blingbling maar door een pianoconcert van Mozart. En zie, de volgende dag staan we wél op tijd bij de bushalte. In het hospitium op de Grote Sint-Bernhardspas bezoeken we het museum dat geheel is gewijd aan de roemruchtige historie van de gelijknamige reddingshond, overschrijden we de grens met Italië en beginnen aan de klim naar de Tête de Ferret, een punt van 2714 meter hoog die alleen de Mont Blanc nog boven zich duldt. Die indruk krijg je althans wanneer je boven aankomt en omcirkeld wordt door een duizelingwekkend panorama van toppen, zelfs de machtige Matterhorn lijkt wat lager te liggen. Voetje voor voetje dalen we af naar drie staalblauwe meertjes die in de verte liggen te glinsteren in een bergkom met een kraag van ijs. Micha, debuterend tussen de Alpenreuzen, verzucht om de vijf minuten dat hij deze uitzichten niet zal vergeten. Alsof hij heeft verwacht dat er ergens toch een vangnet zou zijn, informeert hij als we langs een ravijn lopen wat er gebeurt wanneer hij zijn evenwicht verliest. ‘Als je deze kloof invalt, ben je dood,’ antwoord ik nuchter. ‘Jij bent verantwoordelijk voor je eigen veiligheid. Laat je dus niet opjagen en let goed op waar je je schoenen neerzet. Ik loop achter je, geef me een seintje wanneer het niet gaat.’ Al gauw is er niets meer te merken van enige aarzeling, behalve dan dat hij past voor een duik in het gletsjerwater. Quasi-rillend laat hij het aan IJsbrand en mij om het koele bergmeer zwemmend over te steken.

Tijdens een bezoek aan Martigny hebben de jongens meer oog voor de schaakstukken dan voor de McDonald’s in de historische binnenstad.

Monopoly en schaken
En zo voltrekt zich binnen een dag of vijf een mirakel. Clash of Clans en Stumble Guys hebben het nakijken. De games worden verslagen door voetbal, badminton, pingpongen en ’s avonds door Monopoly en schaken – op een regenachtige middag organiseren we zelfs een toernooi voor het hele Nivonkamp. Kleine irritaties ebben weg. Het leven lijkt een aangename simplificatie te ondergaan. Is het de buitenlucht? De omgeving? Het gezelschap van de groep? Zijn het de eenvoudige doch voedzame pasta- en rijstmaaltijden die ik op mijn skottelbraai bereid? Op weg naar cabane d’Orny, een op ruim 2800 meter in een woestenij van stenen en gletsjers gelegen berghut, snelt IJsbrand naar boven met topfitte twintigers die voor een Mont Blanc-beklimming in training zijn. Ook Micha geeft geen krimp en legt zichzelf een straf tempo op, als een gelouterde alpinist op gezette tijden zijn rustmomenten pakkend.

Aan het slot van de vakantie worden de knapen onderscheiden met een officieuze bergbikkelmedaille voor bewezen prestaties.

Metamorfose
Aan het slot van de vakantie vraag ik aan campingbaas Alain Darbellay of hij de ‘metamorfose’ kan verklaren die de bergen bij de jongens teweegbrengt. De 56-jarige Darbellay, zelf vader van drie meiden van tussen de vijftien en de negentien, tempert mijn enthousiasme. ‘Het is natuurlijk fantastisch om te horen dat je deze verandering signaleert bij de jongens maar ik kan niet garanderen dat het effect blijvend is. Mijn dochters zijn opgegroeid tussen deze bergen en toch moet ik hen af en toe van hun apparaten los zien te weken. Misschien komen zij weer minder in de verleiding wanneer ze een paar weken in een stad zouden doorbrengen?’ Het gelaat van Darbellay is getekend door de natuur. Hij is, als eerste kind, geboren in La Fouly dat in zijn geboortejaar, 1965, niet meer was dan een waterplaats voor koeien. Zijn ouders startten met de (door de ANWB onderscheiden) camping die hij sinds tien jaar alleen beheert. Steenarenden, steenbokken en ook steenlawines – de camping er werd in ’81 en ’99 hard door getroffen – zijn voor hem bijna net zo gewoon als mussen, meeuwen en Maasoverstromingen voor ons. ‘Met vaste klanten ga ik elk jaar naar Mont Dolent. Dat is mijn favoriete plek, daar kom ik helemaal tot rust. Ik denk dat je moet leren je voor die ervaring open te stellen; de kalmerende uitwerking die de bergen op een mens kunnen hebben is een acquired taste. Je bent in elk geval goed op weg met je jongens.’