Met je zoon op battle tour naar Normandië

Is er een betere plek om de eerste dagen van mei door te brengen dan aan de D-Day stranden van Normandië? Aan de kust waar in 1944 de bevrijding van Europa begon, prijken tal van belevingscentra en musea die dit epische oorlogsdrama tot leven wekken. Henk Hanssen ging met zoon IJsbrand én moeder Joop op battle tour. ‘Wat zou jij doen als het oorlog was, pap?’

De stranden van D-Day

Als hij de graven ziet, de eindeloos lange rijen kruisen die er vanuit welke richting je ook naar kijkt, diagonaal, eroverheen, van de linker- of rechterkant, wit en krachtig uitzien, haast als een leger dat ieder moment kan herrijzen om de strijd kan hervatten, valt hij even stil. Ernaar toe wandelend, langs de door pijnbomen beschaduwde weg die een schitterend uitzicht biedt op de zee en het strand dat ooit bloedrood kleurde, had IJsbrand (10) nog volop praatjes. Over de BB-gun, de balletjespistolen die hij in een speelgoedwinkel in Bayeux zag liggen maar die, tot zijn ergernis, in Nederland illegaal zijn. Over waarom de Nederlandse driekleur tussen de vlaggen van de geallieerden wappert (‘Nederlandse soldaten deden ook mee met de invasie’). Over wat oma precies deed toen haar woonplaats Eindhoven werd gebombardeerd (‘Met z’n allen onder de keukentafel wegkruipen’). Maar oog in oog met een grafzerk waarop zijn verjaardag staat gebeiteld, heeft IJsbrand even niets meer te zeggen. Behalve dan een verbaasd ‘Hé?’ als hij leest dat Felix M. Taylor, ‘private first class’ van het 119e infanterieregiment, is gestorven op 14 juli 1944, de dag waarop hij is geboren. Op findagrave.com zoek ik Taylors gegevens op en vertel dat hij uit de buurt van New York kwam, in 1943 in dienst ging en niet ouder is geworden dan 22 jaar. ‘Ik ga zijn ouders een brief schrijven,’ zegt IJsbrand. Geschrokken wandelt hij verder.

Ontbijt met de worstenbroodjes

Na een ontbijt met de worstenbroodjes van mijn 81-jarige moeder die tijdens de reis niet zijn opgegaan, beginnen we onze reis in Arromanches-les-Bains. Dit pal aan zee gelegen dorpje speelde een cruciale rol tijdens Operatie Overlord, de codenaam voor de invasie van de geallieerden. Omdat eerdere pogingen om op het bezette Europese vasteland een haven te veroveren dramatisch waren mislukt, was Churchill tot de conclusie gekomen dat er voor de kust een kunstmatige haven moest worden gebouwd. Nadat op 6 juni een bruggenhoofd was gevestigd, werd het ingenieuze ontwerp ten uitvoer gebracht. Afgeschreven slagschepen, waaronder de Nederlandse kruiser Sumatra, werden naar de bodem afgezonken om de golven te breken, met betonnen caissons, drijvers en pontons werden dokken en pieren aangelegd. Het idee was dat deze zogenaamde Mulberry-haven maar een paar maanden stand hoefde te houden tot Le Havre of Cherbourg zou zijn ingenomen maar, tot onze verbazing zien we vanaf een uitkijkpunt op de boulevard dat de haven 72 jaar later nog steeds de zeeslag van Het Kanaal trotseert. Als een ongebroken ketting verheft de ring van golfbrekers zich boven het water uit. In de nabijgelegen ‘circulaire cinema‘ wordt met donderend geluid op negen schermen tegelijk in hd getoond hoe het er destijds aan toe ging. Saving Private Ryan als reality-tv: we zien stranden vol obstakels als ijzeren driepunters, houten palen en boomstammen. Parachutisten dalen neer, een armada van landingsvaartuigen nadert. We horen de kanonnen van de oorlogsschepen die het Duitse bunkergeschut bestoken, we luisteren naar de legendarische woorden van Churchill die zegt: ‘We shall fight on the beaches, we shall fight on the landing grounds, we shall never surrender.’ Daas staan we na negentien minuten weer buiten. Met voorjaarszon op ons gezicht staren we naar de zee waar de wind lange voren in kobaltblauwe akkers trekt.

Schuld bekennen

Oma en papa moeten schuld bekennen. Dat IJsbrand zijn spreekbeurt over D-Day wil houden, de hoofdreden van onze reis, komt door ons. Een jaar geleden gaf oma hem het boek De sprong op Normandië van Anke Manschot cadeau. ‘Nee, nog niet stoppen!’ zei hij telkens als ik ’s avonds na een half uurtje voorlezen het boek dichtsloeg. Hij wilde weten hoe het verder ging met Dave, de verlegen Amerikaan die als lid van een luchtlandingsdivisie boven Sainte-Mère-Église wordt gedropt, en met Dave’s vrienden Joey, Tipp en Woody waarmee hij telefoonlijnen onklaar maakt, dorpjes schoonveegt en Duitse legertrucks aanvalt. Dat dit verhaal in een vruchtbare bedding viel, is mijn schuld. Ik vrees dat ik mijn fascinatie voor WO-2 op mijn zoon heb overgedragen. Ik heb hem verteld over de Duitse bezetting. Vorig jaar nam ik hem mee naar een bevrijdingsfestival in Wageningen waar we de van ouderdom trillende handen van veteranen hebben geschud. ‘Dankzij deze bejaarde mannetjes leven we nu in vrijheid,’ zei ik plechtig. Ik vraag me weleens af of ik niet te ver ben gegaan. Toen we een keer naar Duitsland op vakantie gingen, duwde hij de opbergvakken van de camper vol met plastic mitrailleurs waarna ik moest uitleggen dat de vrede al lang getekend was en dat de Duitsers weer goede buren waren. Zou hij een andere jongen worden wanneer we de pistooltjes voor poppen hadden verwisseld? Zou hij dan oma’s boek opzij hebben gelegd en geen interesse hebben gehad in Battlefront of andere krijgslustige games? Genderwetenschappers zullen me zonder twijfel een pedagogisch lesje willen lezen – maar het is te laat, we kunnen niet meer terug, we zijn in Normandië.

Camouflagenet

Na een uurtje in het kleine maar buitengewoon instructieve museum in Arromanches, waar de vernuftige constructie van de kunsthaven in vitrines tot leven wordt gewekt, rennen we over het strand, denkt IJsbrand in het gat van een reusachtige, in het zand verzonken caisson een camouflagenet te vinden en rijden we door naar de Amerikaanse begraafplaats op Omaha Beach en van daar Pointe du Hoc. Op de top van deze dertig meter hoge klip hadden de Duitsers zes 155 mm kanonnen geïnstalleerd waarmee ze de landende soldaten konden beschieten: het geschut moest per se worden uitgeschakeld. Op een video in het museum vertelt een veteraan van de rangerseenheid die deze taak kreeg toebedeeld over de vernietigende beklimming die zij met touwladders en enterhaken ondernamen. Na twee dagen vechten om hun positie vast te houden, waren er nog 92 van de 225 soldaten over: ‘Hun levens zijn bevroren in de tijd. Dat deze jongens, deze soms irritante, gekke, uitbundige, vriendelijke jongens zich niet hebben kunnen ontwikkelen, dat vind ik het ergste,’ zegt de tachtiger met een in verdriet stikkende stem. ‘Thank you,’ schrijft IJsbrand in het gastenboek. Als we naar buiten lopen in de richting van het gedenkteken, holt hij weg door het maanlandschap dat nog altijd door diepe bomkraters wordt getekend.
‘Wat zou jij doen als het oorlog was, pap?’ vraagt hij als we naar het uitzichtpunt lopen.
‘Me aanmelden als journalist.’
‘Nee, je moet meedoen, vechten.’
‘Maar journalisten en fotografen zijn ook heel belangrijk.’
‘Niet zo belangrijk als soldaten.’
‘OK, kok op een marineschip dan. Soldaten moeten goed eten.’
‘Nee, je moet vechten.’
‘Dan zou ik parachutist willen worden.’
‘Ik ook. Maar dan wel met een piloot die hoger vliegt dan veertig meter. Weet je nog in het boek, dat de vliegtuigen soms een fout maakten en zo laag vlogen dat de parachutisten geen tijd meer hadden om hun parachute open te klappen? Ze vielen dood neer.’

Pittoresk

In de twee dagen die volgen verluchtigen we al deze zware kost met de vele andere ingrediënten uit het menu van Normandië. We rijden naar de vieux port van Honfleur waar het woord pittoresk ooit moet zijn opgedregd, maken een boottocht over de Seine en glijden onder de machtige Pont de Normandie door, bezoeken de vermaarde Calvados-distilleerderij van het Chateau du Breuil en laven ons aan de vakwerkgevels die het marktplein van Beuvron-en-Auge omringen. Hoezeer we ook ons best doen te ontsnappen, de schaduw van de oorlog blijft ons achtervolgen. Op de laatste avond haalt Pascal, de gastheer van onze cottage, een bestofte fles Calvados uit de wijnkelder. ‘Wist je dat in Beuvron altijd een Duitser is blijven wonen? Hij had zich tijdens de oorlog verslingerd aan een meisje uit het dorp. Zijn hele leven is hij schuin aangekeken door de mededorpelingen, hoezeer hij ook afstand had genomen van zijn Duitse verleden. Toch bleef hij volharden. Waarom? Omdat hij geloofde dat alleen de liefde kon overwinnen.’ Een betere boodschap voor een spreekbeurt bestaat niet.